1 APRIL 2019
Unieke samenwerking versterkt verbinding onderwijs en onderzoek
De VSNU, de Vereniging Hogescholen, de MBO Raad, de VO-raad en de PO-Raad lanceren op 1 april, in aanwezigheid van minister Van Engelshoven van OCW, Lerend onderwijs voor een lerend Nederland; een gezamenlijke ontwikkelagenda om te komen tot een effectieve kennisinfrastructuur voor het onderwijs. Een uniek moment, want voor het eerst in de geschiedenis van het Nederlandse onderwijs, hebben de vijf sectorraden de handen ineen geslagen om de werelden van onderwijs en onderzoek met elkaar te verbinden. Met de ontwikkelagenda zetten zij een belangrijke stap om de innovatiekracht van het onderwijs te verbeteren en de kwaliteit van het onderwijs te vergroten. “Ontwikkeling van een nieuwe generatie gaat hand in hand met de ontwikkeling van onderwijsonderzoek. Hogescholen hebben met hun praktijkgerichte onderzoek direct impact in de klas”, aldus Nienke Meijer, collegevoorzitter Fontys Hogescholen en portefeuillehouder lerarenopleidingen in het bestuur van de Vereniging Hogescholen.
Samenwerking sectoren
In het onderwijs- en onderzoeksveld heeft elke sector zijn eigen taak en expertise. Waar de primaire taak van leraren in het po, vo en mbo het verzorgen van goed onderwijs is, hebben onderzoekers van hogescholen en universiteiten niet alleen de taak om goed onderzoek te doen, maar ook om daarmee maatschappelijke impact te hebben. Bij alle sectoren leeft de wens om via een kennisinfrastructuur hun kerntaken te verbinden en gezamenlijk te werken aan de versterking tussen onderwijs én onderzoek. Samenwerking tussen de sectoren, op basis van gelijkwaardigheid, is voor een versterkte kennisinfrastructuur essentieel.
Bijdrage van 600 onderwijsprofessionals
De afgelopen maanden heeft de ‘Onderzoeksbende’, met daarin een vertegenwoordiger van elk van de sectoren, input verzameld bij diverse professionals uit het onderwijswerkveld en uit het onderwijsonderzoek. Ruim 600 deelnemers dachten gezamenlijk na over manieren waarop kennis uit onderzoek effectiever kan worden ingezet om het innoverend vermogen van het onderwijs te vergroten, en welke randvoorwaarden hierbij van belang zijn. Iedereen is het erover eens dat we leraren nog meer in staat moeten stellen om evidence-informed te werken (wat werkt waarom wel en wat werkt waarom niet?). Ook is er meer onderzoek nodig naar de effectiviteit van verbetertrajecten om zo het lerend vermogen van het onderwijs te kunnen vergroten.
Landelijke werkgroep voor betere coördinatie
Het is duidelijk geworden dat het versterken van de kennisinfrastructuur landelijke samenwerking en coördinatie vereist. Daarom stellen de vijf sectorraden voor om de komende maanden, samen met het ministerie van OCW en geadviseerd door NRO, een landelijke werkgroep in te richten. Deze werkgroep geeft verder invulling aan het versterken van de kennisinfrastructuur, en betrekt daarbij verschillende relevante partijen. De landelijke werkgroep krijgt de opdracht om twee mogelijke structurele onderdelen van een landelijke kennisinfrastructuur te verkennen: een landelijk kennisnetwerk en regionale R&D-netwerken.
- Bijlage(n):
- Lerend onderwijs voor een lerend Nederland
5 APRIL 2019
Factsheet studiesucces en uitval 2018
Vrouwen doen het beter in het hbo dan mannen
Vrouwen in het hbo hebben na 5 jaar vaker een diploma behaald dan mannen (58,2% versus 40,4%). Dit verschil tussen mannen en vrouwen is het grootst bij studenten die vanuit het voortgezet onderwijs instromen in het hbo. Mannen vallen ook vaker uit na 1 jaar dan vrouwen. 18,2% van de mannen staat na 1 jaar niet meer ingeschreven tegenover 13,4% van de vrouwen. Vooral mannen met een mbo-vooropleiding vallen vaak uit na het eerste jaar (23,2%). “Dit is een zorgelijke ontwikkeling. Deze trend is al een aantal jaren zichtbaar en wordt steeds sterker. Er ligt een belangrijke opgave om ervoor te zorgen dat meer mannen succesvol hun studie kunnen afronden", aldus Maurice Limmen, voorzitter van de Vereniging Hogescholen.
Meer studenten halen de eindstreep
Van de hbo-studenten die in 2013 aan een voltijd bacheloropleiding zijn begonnen, heeft 49,8% een diploma behaald na 5 jaar. Na 8 jaar is dit percentage (voor instroomcohort 2010) 67,5%. Studenten met een vwo-vooropleiding hebben het vaakst na 5 jaar hun diploma behaald (68,7% voor cohort 2013). Bij mbo’ers ligt dit percentage op 43,8%. Het percentage van havisten die na 5 jaar een diploma hebben behaald is de laatste jaren toegenomen tot 49,5% (was 44,9% voor cohort 2009).
Uitval na het eerste jaar
Van de studenten die in 2017 startte met een voltijd bacheloropleiding is 15,7% na 1 jaar uitgevallen. Dit is een lichte toename ten opzichte van voorgaande jaren toen het juist iets was verminderd. Deze toename komt vooral doordat mbo’ers vaker vallen na 1 jaar. Van cohort 2017 was na 1 jaar 21,5% van de mbo’ers uitgevallen tegenover 19,8% het jaar ervoor. Van de havisten en vwo’ers die instroomden in cohort 2017 was er na 1 jaar respectievelijk 12,7% en 6,8% uitgevallen.
Iets meer studenten wisselen van studie
17,8% van de studenten die in 2017 instroomden stonden het jaar daarop ingeschreven in een andere opleiding (studiewissel). Studiewissel komt het vaakst voor bij havisten (22,2%) gevolgd door mbo’ers (14,6%) en daarna vwo’ers (13,4%).
Kunststudenten doen het relatief goed
Uitgesplitst naar sectoren is te zien dat studenten het vaakst wisselen van opleiding in de sector economie (21,7% na 1 jaar voor cohort 2017). Het grootste deel hier van wisselt naar een andere opleiding binnen deze sector. Uitval na 1 jaar is het grootst in de sectoren agro en food en sociale studies (beide 19,0%). Studenten aan een kunstopleiding zijn na 1 jaar het minst vaak uitgevallen (12,8%) en het minst vaak gewisseld van opleiding (5,9%).
10 APRIL 2019
Werkgevers- en werknemersorganisaties in het onderwijs roepen het Kabinet met klem op:
Voorkom nieuwe bezuinigingen in het onderwijs
In aanloop naar de Voorjaarsnota 2019 roept de Stichting van het Onderwijs het Kabinet met klem op nieuwe bezuinigingen in het onderwijs te voorkomen en te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de ingevoerde ‘doelmatigheidskorting’ te schrappen. Deze oproep doet de Stichting van het Onderwijs in een brief aan de ministers Van Engelshoven en Slob.
Eerder heeft het kabinet bij monde van minister Hoekstra aangegeven nieuwe ‘doelmatigheidskortingen’ niet uit te kunnen sluiten en ook de huidige korting te willen handhaven. In het licht van de huidige situatie in het onderwijs is heroverweging van dit standpunt noodzakelijk. Aanvullend hierop baart het de Stichting van het Onderwijs zorgen dat het in de begrotingssystematiek nu zo werkt dat hogere leerling- en studentenaantallen dan geraamd als vanzelf leiden tot bezuinigingen op de begroting van OCW. Dit schrijven de werkgevers- en werknemersorganisaties van de Stichting van het Onderwijs in bijgaande brief.
De Stichting van het Onderwijs is een samenwerkingsverband van de sectororganisaties en vakorganisaties in het onderwijs en bestaat uit de PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, Vereniging Hogescholen, VSNU, AOb, AVS, CNV Onderwijs, FNV Overheid en FvOv.
10 APRIL 2019
Is ons onderwijs klaar voor de toekomst?
Dat is de vraag die gesteld wordt in de jaarlijkse ‘Staat van het Onderwijs’ die de Onderwijsinspectie vandaag heeft uitgebracht. De inspectie stelt terecht dat studenten zekerheid willen over de waarde van hun diploma en hun toekomst. Studenten verwachten dat het onderwijs hen goed voorbereidt op een complexe en onzekere toekomst. “Het hbo staat er goed voor volgens de Onderwijsinspectie maar dat neemt niet weg dat we ons zeer bewust zijn van de maatschappelijke opdracht die het hbo heeft als voorbereider voor de uitdagingen van de arbeidsmarkt. Omdat beroepen en functies razendsnel veranderen stelt dat hoge eisen aan de flexibiliteit van onze onderwijsprogramma’s, de vernieuwing daarvan en de continue afstemming tussen opleidingen en het bedrijfsleven”, zegt Maurice Limmen, voorzitter van de Vereniging Hogescholen.
De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd het studiesucces van studenten, de kwaliteit van de opleidingen, de differentiatie van het aanbod van opleidingen (van Ad, tot bachelor en master) en maatwerk gericht op werkenden die zich willen om- bij of opscholen. De Onderwijsinspectie is positief over deze inspanningen. Ook constateert de Inspectie dat het hbo goed aansluit bij de behoeften van studenten en van de arbeidsmarkt. Het overgrote deel (80%) van de studenten vindt binnen 3 maanden een baan op minimaal hbo-niveau. Nu is het tijd een volgende stap te maken zonder daarbij de kwaliteit van het onderwijs uit het oog te verliezen.
Onze maatschappelijke uitdagingen, zoals de arbeidsmarkttekorten in zorg, techniek en bij leraren houden ons nadrukkelijk bezig. Met de uitdaging om voldoende leraren, verpleegkundigen en technici op te leiden worden we voortdurend geconfronteerd. Dat veel studenten nog steeds voor andere sectoren kiezen zoals bijvoorbeeld de economiesector vergt transparante voorlichting maar ook de keuze van het juiste studieprofiel in het funderend onderwijs. Hogescholen kunnen dit niet alleen voor elkaar krijgen. ‘Samen met alle onderwijssectoren kunnen we ervoor zorgen dat de juiste keuzes voor de toekomst worden gemaakt. Ik ga dat gesprek graag aan!’, aldus Limmen.
Is het hbo onderwijs klaar voor de toekomst? Het is niet voor niets dat deze vraag ook centraal staat op het 15e jaarcongres van het hbo dat op 9 mei zal plaatsvinden. Hoe moeten we ons onderwijs voorbereiden op die toekomst, welke rol speelt ons praktijkgericht onderzoek daarin en hoe organiseren we dat zodanig dat we flexibeler kunnen inspelen op de vraag van buiten? Deze vragen vormen ook de rode draad voor onze strategische agenda die we in 2019 zullen gaan presenteren.
Zie ook: Overhandiging 'De Staat van het Onderwijs' aan en de eerste reacties daarop van de ministers Ingrid van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en Arie Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media)
- Bijlage(n):
- Staat van het onderwijs 2019
15 APRIL 2019
De HBO'er aan het werk
Hogescholen leiden op voor de arbeidsmarkt. Dat doen zij met succes. Het overgrote deel van de studenten vindt binnen 3 maanden een baan op minimaal hbo-niveau. Beroepen en functies veranderen razendsnel van inhoud wat hoge eisen stelt aan de onderwijsprogramma’s, de vernieuwing daarvan en de continue afstemming tussen opleidingen en het bedrijfsleven.
Meer weten? Bekijk dan de special 'Hbo'er aan het werk', die de Vereniging Hogescholen heeft uitgebracht naar aanleiding van de HBO-Monitor 2018.
Over de HBO-Monitor
De HBO-Monitor is een jaarlijks onderzoek dat wordt uitgevoerd door het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van Maastricht University. Gedetailleerde informatie kunt u vinden op onze website via de kennisbank ‘Feiten en Cijfers’. In de HBO-Monitor 2018 staat de arbeidsmarktpositie van de hbo-afgestudeerden uit het studiejaar 2016/2017 centraal. Eind 2018, ongeveer anderhalf jaar na afstuderen, hebben bijna 24.000 van de benaderde afgestudeerden de enquête van de HBO-Monitor ingevuld. De totale respons bedroeg daarmee circa 36% van de benaderde afgestudeerden. Het gaat hierbij om studenten die afgestudeerd zijn aan een associate degree-, bachelor- of masteropleiding.
Zie ook persbericht Vereniging Hogescholen 15 april 2019: Afgestudeerde leraar tevredener over baan
- Bijlage(n):
- De hbo'er aan het werk - 2019
15 APRIL 2019
Afgestudeerde leraar tevredener over baan
Afgestudeerde hbo’ers zijn in 2018 tevredener over hun baan. Vooral de onderwijssector springt in het oog. De onderwijssector heeft de hoogste stijging in baantevredenheid in vergelijking tot afgelopen jaar. Waar in 2017 74% van de pas afgestudeerde leraren met tevredenheid terugblikte op het eerste werkjaar, is in 2018 79% tevreden over het werk. Deze stijging in baantevredenheid blijkt ook uit een daling in pasafgestudeerde leraren die op zoek zijn naar ander werk (16% in 2016, 11% in 2017, en 7% in 2018). Dit blijkt uit de nieuwe HBO-Monitor, het jaarlijkse onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van afgestudeerde hbo-studenten. “Deze cijfers gaan de goede kant op. We leiden steeds meer pabo-studenten op. Maar het is natuurlijk essentieel dat ze na hun opleiding ook daadwerkelijk met plezier in het onderwijs aan de slag blijven”, aldus Maurice Limmen, voorzitter van de Vereniging Hogescholen.
Hbo’ers iets sneller aan het werk
De afgestudeerden vinden niet alleen sneller werk, maar ook meer afgestudeerden werken op hbo-niveau, circa anderhalf jaar na afstuderen; in 2018 is dit aandeel toegenomen tot ruim 81%. Slechts 10% heeft langer dan 3 maanden nodig gehad om aan een baan te komen (12% in 2017 en 15% in 2016). De baankwaliteit van werkzame hbo’ers is dan ook op bepaalde aspecten verbeterd ten opzichte van vorig jaar. Zo werkt 81% op minimaal hbo-niveau (80% in 2017), verdient de hbo ‘er meer per uur (€15,04 tegenover €14,89 in 2017) en hebben ze veel vaker een vast contract (51%, tegenover 44% in 2017). Daarnaast is 76% is positief tot zeer positief over aansluiting opleiding en baan en heeft ruim 3 op de 4 afgestudeerden (78%) een baan in het eigen vakgebied.
Afgestudeerde technici verdienen het meest en hebben vaker vast contract
Hbo’ers die een technische studie hebben gevolgd verdienen anderhalf jaar na afstuderen gemiddeld het meest, €2588 bruto per maand. 59% heeft een vaste aanstelling, terwijl dit gemiddeld 51% is bij afgestudeerden (voltijd). Ook werken ze het meest aantal uren per week (38 uur t.o.v. 34 uur gemiddeld).
Werkloosheid stijgt licht
De werkloosheid onder hbo-afgestudeerden is voor het eerst sinds vijf jaar licht is gestegen naar 3,6% in 2018 (was 3,2%). Mogelijk is dit toe te schrijven aan een lichte afname in de krapte op de arbeidsmarkt. Wel vinden hbo’ers in alle sectoren sneller een eerste baan.
Afgestudeerden van deeltijdopleidingen minder vaak werkloos
De stijging in werkloosheid geldt niet voor afgestudeerden van deeltijd hbo-opleidingen. Sterker nog: onder afgestudeerden van deeltijdopleidingen is de werkloosheid met bijna één procentpunt gedaald: van 2,4% naar 1,5%. Dit komt waarschijnlijk doordat ruim de helft van de deeltijders al tijdens de studie een baan had. Door de aantrekkende economie van de laatste jaren zijn dat ook vaak banen die goed aansloten bij de gevolgde opleiding.
Over de HBO-Monitor
De HBO-Monitor is een jaarlijks onderzoek dat wordt uitgevoerd door het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van Maastricht University. Gedetailleerde informatie kunt u vinden op onze website via de kennisbank ‘Feiten en Cijfers’. In de HBO-Monitor 2018 staat de arbeidsmarktpositie van de hbo-afgestudeerden uit het studiejaar 2016/2017 centraal. Eind 2018, ongeveer anderhalf jaar na afstuderen, hebben bijna 24.000 respondenten de enquête van de HBO-Monitor ingevuld. De respons is daarmee circa 36% van de benaderde afgestudeerden. Het gaat hierbij om studenten die afgestudeerd zijn aan een associate degree-, bachelor- of masteropleiding.
- Bijlage(n):
- Factsheet HBO-Monitor 2018
16 APRIL 2019
Deelnemers Versnellingsplan in gesprek met minister over Strategische Agenda Hoger Onderwijs
Op maandag 15 april ging Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ingrid van Engelshoven in gesprek met aanvoerders en deelnemers van het Versnellingsplan onderwijsinnovatie met ICT met als doel om input op te halen voor de Strategische Agenda. De focus lag op de belangrijkste ontwikkelingen en knelpunten voor de thema’s flexibilisering en aansluiting op de arbeidsmarkt, gebruik van ICT voor versterking van de kwaliteit van het onderwijs en digitale `(open) leermaterialen.
Flexibilisering biedt kansen voor het verbeteren van de aansluiting op de arbeidsmarkt en voor cross-overs tussen sectoren en tussen initieel en post-initieel onderwijs. Minister van Engelshoven zei daarover: ‘Flexibilisering kan ook mooie combinaties opleveren van bijvoorbeeld technische en economische opleidingen’.
Er wordt veel aandacht besteed aan docentprofessionalisering om de grote groep docenten die ICT nog beter kunnen inzetten voor de kwaliteit van hun onderwijs verder te helpen. De minister constateerde dat ontwikkelruimte voor docenten vooral zit in het samenwerken in docententeams. Ook is het essentieel om de blik van studenten op het gebruik van ICT in het onderwijs te benutten: bijna alle EdTech startups komen voort uit studenten die vinden dat het beter kan.
Digitale (open) leermaterialen bieden veel mogelijkheden. De meerwaarde van digitaal zit er vooral in dat je je onderwijs er adaptief en interactief mee kunt maken. De gespreksdeelnemers vragen de minister om een stevige landelijke ambitie voor open leermaterialen, net als die voor open science. Inzet op open leermaterialen zal helpen om docenten meer eigenaarschap te geven en om het creatieve deel van het docentschap te versterken.
Voor meer informatie:
- www.surf.nl/versnellingsplan
- Twitter: @versnellingsplan
Met dank aan de Hogeschool van Amsterdam voor het faciliteren van deze bijeenkomst
17 APRIL 2019
Hogescholen leveren innovatiekracht en gaan praktisch aan de slag
Samenwerking arbeidsmarkt van start voor verduurzaming wijken
Meer dan twintig landelijke partijen uit bedrijfsleven, overheid, onderwijs en vakbonden gaan samenwerken om te zorgen dat er genoeg vakkrachten zijn voor de verduurzaming van woonwijken. Deze samenwerking moet ook leiden tot technologische vernieuwing, een steeds slimmere aanpak en duurzaam werk. Hiervoor hebben zij vandaag de intentieverklaring ‘Mensen maken de transitie’ondertekend. De Vereniging Hogescholen is een van de ondertekenaars en maakt deel uit van het kernteam van zeven ondertekenende partijen. “Met ons onderwijs en praktijkgericht onderzoek zetten hogescholen hun innovatiekracht in en krijgen zij een actieve rol bij praktische projecten in wijken”, aldus Maurice Limmen, voorzitter Vereniging Hogescholen.
Vier pilotgebieden
Het kernteam bestaat uit Techniek Nederland, Bouwend Nederland, Netbeheer Nederland, MBO Raad, 4TU, FNV en de Vereniging Hogescholen. Het gaat in de vier pilotgebieden concreet aan de slag. Dat kan snel verder groeien in samenwerking met de lopende 27 gemeentelijke proeftuinen voor verduurzaming van wijken. Ook woningbouwverenigingen kunnen een belangrijke rol spelen. De andere ondertekenaars sporen hun leden aan bij te dragen in de wijken en denken mee over kansen en belemmeringen.
Ervaringen delen
De partijen gaan zorgen dat niet elke wijk die verduurzaamt het wiel opnieuw uitvindt. Zij gaan ervaringen delen op technologisch, organisatorisch en sociaal vlak. Onderwijs en onderzoek worden nauw betrokken en krijgen een actieve rol bij praktische projecten in de wijken. Dit leidt tot de zogenoemde lerende wijkgerichte aanpak.
Nieuwe vakkrachten
De samenwerking richt zich op een aantal punten. Werkgeverspartijen willen nieuwe vakkrachten aantrekken, onder meer via baan- en werkgaranties voor mbo-studenten, stageplekken, onderwijs op maat en het betrekken van mensen met een afstand naar werk. Werkgevers, vakbonden en andere partijen kijken bovendien samen hoe ze het werk in wijken goed kunnen organiseren en wat dat betekent voor innovatie, werkprocessen en vaardigheden van mensen.
Technologische en sociale innovatie
Nu al hebben bedrijven grote moeite om het werk gedaan te krijgen. De samenwerking is nodig om veel meer mensen aan te trekken, met goed werk en vooruitzicht op een mooie loopbaan. Tegelijk moet schaars personeel slim worden ingezet, waarbij projectpartijen leren van ervaringen in andere wijken. Die slimme inzet kan door de verduurzaming van woonwijken meer geïndustrialiseerd aan te pakken. Technologische en sociale innovatie zijn beide nodig om de uitdaging van de verduurzaming aan te kunnen.
Het kabinet streeft ernaar jaarlijks 50 duizend woningen te verduurzamen. Dat tempo moet omhoog naar 200 duizend per jaar om in 2050 alle woningen duurzaam te hebben.
Ondertekenaars
De volgende partijen hebben de intentieverklaring ondertekend: Techniek Nederland, Bouwend Nederland, Netbeheer Nederland, FME, Werkgeversvereniging WENB, Koninklijk Instituut Van Ingenieurs, Aannemersfederatie Nederland, FNV, FNV Bouwen en wonen, CNV, VNO-NCW, Sociaal Economische Raad, MBO Raad, SBB, Vereniging Hogescholen (door voorzitter Maurice Limmen, foto), 4TU, NRTO, Topsector Energie, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, UWV, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Zie ook: