9 APRIL 2017
Vereniging Hogescholen en minister OCW sluiten sectorakkoord hbo 2018
Vandaag is het sectorakkoord hbo 2018 door Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen en Ingrid van Engelshoven, minister van OCW getekend. In het akkoord zijn de kwaliteitsafspraken hoger onderwijs, de wijze van profilering van de hogescholen en de gedeelde prioriteiten voor de periode 2019 tot 2022 vastgelegd. De Graaf: “Wij zijn positief over de toevoeging van de studievoorschotmiddelen en de wijze waarop de kwaliteitsafspraken worden ingevuld: niet topdown maar binnen de hogescholen zelf. Hier spreekt vertrouwen in de hogescholen uit: besturen, docenten, onderzoekers en studenten zetten zich gezamenlijk in. Iedereen moet zich wel realiseren dat tegenover de extra studievoorschotmiddelen nog ombuigingen staan van zowel het vorige als het huidige kabinet.” De landelijke studentenorganisaties ISO en LSVb zijn mede-ondertekenaars van de afspraken in het akkoord over de inzet van de studievoorschotmiddelen de komende jaren.
Studievoorschotmiddelen investeren in onderwijskwaliteit
Hogescholen hebben door het doen van voorinvesteringen al een impuls gegeven aan de kwaliteit van het hoger onderwijs, en met de inzet van de middelen van het studievoorschot willen zij deze impuls continueren en verder uitbouwen. Hogescholen zetten daarbij in op thema’s als intensivering van het onderwijs, talentontwikkeling, docentkwaliteit, studiesucces en onderwijsfaciliteiten. Deze thema’s vertalen de instellingen op lokaal niveau in concrete voornemens. Dat gebeurt in een dialoog tussen studenten, docenten, en relevante externe belanghebbenden. De instelling laat vervolgens in een plan zien welke voornemens zij met de inzet van de studievoorschotmiddelen heeft tot en met 2024.
Meerwaarde van het hbo
Het sectorakkoord is een steun voor de ontwikkeling van het hbo. Naast de kwaliteit, gaat het om het versterken van het praktijkgericht onderzoek, versterking van internationalisering en de rol van hogescholen bij leven lang leren. Door de extra investeringen in praktijkgericht onderzoek kunnen hogescholen hun maatschappelijke impact vergroten en het onderwijs versterken. Daarom werken hogescholen aan de verdere versterking en het uitbouwen van praktijkgericht onderzoek, samen met andere kennisinstellingen, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Dit gebeurt door te zorgen voor groei (aantal en omvang) van lectoraten en toename van het aantal betrokken studenten en docenten. Ook wordt er blijvend ingezet op de verdere profilering van de hogescholen, zowel ten aanzien van onderwijs als praktijkgericht onderzoek, en zwaartepuntvorming met de Centers of Expertise en het starten van nieuwe Centers of Expertise. De hiervoor beschikbare profileringsmiddelen (de “2% middelen”) worden door hogescholen zelf ingezet voor het vormgeven van (verdere) profilering en zwaartepuntvorming.
Een toegankelijk hbo
De hogescholen blijven zich inzetten op het verbeteren van de doorstroom vanuit het mbo, havo en vwo naar het hbo. Dat gebeurt in de regio en in nauwe samenwerking met de andere onderwijssectoren. Verder is er meer ruimte ontstaan om het aanbod aan associate degrees en masters uit te bouwen. Dit vergroot de aantrekkelijkheid van het hbo voor leerlingen uit het mbo, havo en ook het vwo. Ook zullen de hogescholen verder werken aan flexibilisering van leerroutes ook over de grenzen van opleidingen en instellingen heen.
Doorontwikkeling hbo in het stelsel
De hogescholen vinden het belangrijk dat in het verlengde van dit sectorakkoord wordt geïnvesteerd in een traject voor de doorontwikkeling en verdieping van het advies van de commissie Veerman, gericht op meer ruimte voor differentiatie en profilering en het bevorderen van gelijke kansen en keuzeruimte voor studenten in het stelsel. Onderdeel hiervan is onder meer een verkenning naar de verdere verdieping van onderwijs en onderzoek in het hbo binnen het stelsel, in lijn met de agenda van de commissie Veerman. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om grotere differentiatie in het portfolio en de ontwikkeling van een voor het hbo specifieke derde cyclus.
Inzet van studenten, docenten en onderzoekers onontbeerlijk
Dit sectorakkoord kan geen werkelijkheid worden zonder de inzet van docenten en onderzoekers in het hoger beroepsonderwijs. De hogescholen zullen er zorg voor dragen dat de medezeggenschap goed is gefaciliteerd om de dialoog met de instelling goed te kunnen voeren, zoals met het versterken van de professionaliteit van de medezeggenschap en het faciliteren van voldoende tijd.
Financiële middelen
In 2017 besteedde de overheid ruim 2,8 miljard euro aan de bekostiging van hogescholen (excl. groen onderwijs). Door bezuinigingen van het vorige en het huidige kabinet (bij een vrijwel constant studentenvolume volgens de referentieramingen 2017) daalt de komende jaren dit macrobudget exclusief de studievoorschotmiddelen. Door de invoering van het studievoorschot is vanaf 2018 het budget verhoogd met 115 miljoen euro, oplopend tot 341 miljoen euro in 2024. Hierdoor wordt de daling van het hbo-budget omgebogen in een beperkte netto toename. Daarnaast komen extra middelen beschikbaar voor praktijkgericht onderzoek.
Bijlage(n):
19 APRIL 2017
Extra inzet op doorstroom vwo’ers naar hbo
‘We gaan extra inzetten op de doorstroom vanuit mbo en havo, maar ook uit het vwo. Dat is immers al jaren de bedoeling: meer vwo’ers die met een bachelor en wellicht een master in het hbo hun weg naar de professionele praktijk weten te vinden’, aldus Thom de Graaf, voorzitter Vereniging Hogescholen. Op het jaarcongres 'Meer waarde met hbo' in Congrescentrum 1931 in Den Bosch sprak hij zijn wens uit dat niet de grenzen van het ooit gekozen stelsel maatgevend zijn, maar de mogelijkheden en kansen van studenten. Ook reikte De Graaf het eerste exemplaar van de Atlas Onderzoek met Impact uit aan minister Van Engelshoven (OCW), waarin landelijke data van praktijkgericht onderzoek op hogescholen voor het eerst gebundeld zijn.
Praktisch ingestelde vwo’er naar hogeschool
De Graaf reageerde in zijn toespraak op Bert van der Zwaan, de afscheidnemende rector magnificus van de Universiteit Utrecht, die onlangs zei dat universiteiten zuchten onder vwo’ers die daar eigenlijk niet thuishoren omdat ze niet wetenschappelijk zijn gemotiveerd. De Graaf: ‘Laten we dan er samen voor zorgen dat vwo’ers die praktisch zijn ingesteld maar wel graag willen leren, hun weg naar een topopleiding op de hogeschool weten te vinden.’ Maar evengoed moet het volgens De Graaf mogelijk zijn voor getalenteerde hbo’ers om probleemloos door te stromen naar een wo-master.
Atlas voor praktijkgericht onderzoek
De minister van OCW, Ingrid van Engelshoven, nam het eerste exemplaar in ontvangst van de Atlas Onderzoek met Impact. Deze atlas is in samenwerking met Regieorgaan SIA ontwikkeld vanuit de nadrukkelijke wens en ambitie om de focus en massa van hbo-onderzoek in beeld te brengen. 'Met deze Atlas heb ik de impact van het hbo in handen. Deze Atlas maakt maar weer eens duidelijk hoe groot de meerwaarde van het hbo is', aldus de minister van OCW, Ingrid van Engelshoven. Deze atlas moet een opmaat zijn naar een veel betere dataverzameling van het praktijkgericht onderzoek, zodat in de komende jaren een nog accurater beeld gevormd wordt van de aard en omvang van het onderzoek op hogescholen. De Atlas Onderzoek met impact is hier te downloaden.
Sectorakkoord en kwaliteitsafspraken
Thom de Graaf greep de aanwezigheid van de minister aan om haar te complimenteren met de nieuwe toon die zij heeft gekozen in het onlangs gesloten sectorakkoord en de kwaliteitsafspraken die daar onderdeel van uit maken. De Graaf: ‘Geen nieuwe ronde prestatieafspraken en zware controleorganen, maar vertrouwen in de eigen kracht van het hoger onderwijs zelf. Het vraagt ook wat om dat vertrouwen waar te maken. Ik denk vooral aan de eigen rol van de medezeggenschap.’
Bijlage(n):
Speech Thom de Graaf - Jaarcongres Vereniging Hogescholen 19 april 2018
19 APRIL 2017
Landelijke data praktijkgericht onderzoek gebundeld in atlas
De minister van OCW, Ingrid van Engelshoven, heeft donderdag 19 april het eerste exemplaar van de Atlas Onderzoek met Impact in ontvangst genomen. Met deze atlas, die in samenwerking met Regieorgaan SIA is gemaakt, geeft de Vereniging Hogescholen vorm aan de ambitie om overzicht te bieden aan hogescholen en onderzoekers ter bevordering van verdere onderlinge afstemming en samenwerking. Zodat op die manier meer focus en massa van praktijkgericht onderzoek ontstaat. Daarnaast is de atlas een mooi instrument om aan de stakeholders van het hbo te laten zien wat de omvang van het praktijkgericht onderzoek is, waar het op is gericht en hoe het is georganiseerd. Minister van Engelshoven: 'Met deze Atlas heb ik de impact van het hbo in handen. Deze Atlas maakt maar weer eens duidelijk hoe groot de meerwaarde van het hbo is.’
Oplossingen voor maatschappelijke problemen
Met praktijkgericht onderzoek werken hogescholen aan oplossingen voor maatschappelijke problemen als klimaatverandering, vergrijzing en toenemende zorgvragen. Door studenten te laten participeren in onderzoeksprojecten ontwikkelen zij een onderzoekende kritische houding die van belang is voor hun toekomstige beroepsuitoefening. Tevens versterkt het praktijkgericht onderzoek de kwaliteit van het hoger beroepsonderwijs als geheel. In de strategische agenda Onderzoek met Impact (2016) presenteerden de hogescholen tien thema’s waarop zij hun praktijkgericht onderzoek gebundeld hebben:
1 Gezondheid: zorg en vitaliteit
2 Onderwijs en talentontwikkeling
3 Veerkrachtige samenleving: in wijk, stad en regio
4 Slimme technologie en materialen
5 De gebouwde omgeving: duurzaam en leefbaar
6 Duurzaam transport en intelligente logistiek
7 Duurzame landbouw, water- en voedselvoorziening
8 Energie en energievoorziening
9 Kunst en creatieve industrie
10 Ondernemen: verantwoord en vernieuwend
Met deze atlas wil de vereniging in kaart te brengen hoe en waar invulling wordt gegeven aan de tien thema’s uit Onderzoek met Impact.
Bijlage(n):
21 APRIL 2017
Youssef El Bouhassani beste docent van Nederland 2018
Youssef El Bouhassani van de Hogeschool van Amsterdam is uitgeroepen tot de Docent van het Jaar 2018. In de verkiezing, een initiatief van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO), strijden docenten van hogescholen en universiteiten om titel Docent van het Jaar 2018 en een beurs van 25.000 euro. De jury roemt de manier waarop El Bouhassani zijn studenten weet te inspireren, in plaats van alleen maar informatie zenden. Hij ontving de prijs uit handen van minister Ingrid van Engelshoven (OCW).
Enthousiast en betrokken
Youssef is docent Toegepaste Wiskunde aan de Hogeschool van Amsterdam. Afgelopen jaar is hij door zijn hogeschool verkozen tot Docent van het Jaar. De jury vindt het mooi om te zien hoe hij studenten inspireert, in plaats van enkel informatie zendt. Hiervoor gebruikt hij activerende, innovatieve en creatieve werkvormen die studenten zelf tot nadenken zet. Dit combineert hij met een groot enthousiasme en een open en betrokken houding naar studenten toe. Studenten zijn hier lovend over en de jury sluit zich daar graag bij aan. De jury, bestaande uit studenten en vakprofessionals, heeft onder andere gekeken naar passie, innovatie, feedback en onderwijsvisie.
Prijs
Youssef El Bouhassani krijgt naast een onderwijsbeurs van 25.000 euro ook een prijs die is gemaakt door Lotte Schipper, student aan de Breitner Academie. Ook wordt El Bouhassani, net als de andere genomineerden voor de titel, lid van het ComeniusNetwerk. In dit netwerk komen de winnaars van Comeniusbeurzen en de genomineerden voor de Docent van het Jaar titel samen om ervaringen en kennis over onderwijs en onderwijsvernieuwing te delen. Het netwerk is ook een gesprekspartner van minister Van Engelshoven.
Voorbeeld
ISO-voorzitter Rhea van der Dong: “Goed onderwijs valt of staat met goede docenten. Zij bereiden studenten voor op hun toekomst. Youssef El Bouhassani is een fantastisch voorbeeld van hoe inspirerend een docent kan zijn.” Het ISO organiseert de Docent van het Jaar verkiezing om aandacht te vragen voor goed docentschap en onderwijs.
Bron: ISO
23 APRIL 2017
Studenten met mbo-vooropleiding doen het beter in eerste jaar
Het percentage studenten dat na 1 jaar is uitgevallen is ten opzichte van vorig jaar gestabiliseerd (14,8%). Hoewel het grootste percentage studie-uitval na 1 jaar nog steeds voorkomt bij studenten met een mbo-vooropleiding, is hier wel een duidelijk dalende trend waar te nemen sinds 2013, van 23% naar 19,8% in 2016-2017. Thom de Graaf, voorzitter Vereniging Hogescholen: ‘Het is goed om te zien dat de inspanningen voor betere doorstroom van mbo naar hbo vruchten afwerpen. Al is de uitval van mannelijke studenten die van het mbo komen een blijvend punt van aandacht’.
Van de hbo-studenten die in 2012 aan hun opleiding zijn begonnen stijgt het percentage dat na 5 jaar hun diploma heeft behaald naar 49,6% (was 48,7% voor cohort 2011). Vooral studenten met een havo-vooropleiding halen vaker hun diploma na 5 jaar, maar ook het percentage studenten met een mbo-vooropleiding dat na 5 jaar een diploma heeft behaald is de afgelopen jaren weer gestabiliseerd.
Vrouwelijke havisten wisselen minder vaak van opleiding
Studenten die instromen met een havo-vooropleiding zijn na 1 jaar het vaakst gewisseld van opleiding (21,8% voor cohort 2016). Hier is echter ook een dalende trend zichtbaar. Dit komt vooral doordat vrouwelijke studenten met een havo-vooropleiding steeds minder vaak na 1 jaar van opleiding wisselen. Na 3 jaar is het percentage van de studenten dat van studie is gewisseld of is uitgevallen verder gedaald tot 33,9% voor cohort 2014 (was 41,9% voor cohort 2010).
Sterke daling eerstejaarsuitval en studiewissel bij pabo
De uitval en studiewissel na 1 jaar bij de opleiding tot leraar basisonderwijs – de grootste opleiding in de sector onderwijs – laat de laatste jaren een sterk dalende trend zien van 31,9% uitvallers en studiewisselaars na 1 jaar voor cohort 2012, naar 24,3% voor cohort 2016. De uitval na 3 jaar is voor alle sectoren ongeveer gelijk (rond 20% voor cohort 2014). Wat betreft studiewissel bestaan grotere verschillen. Van alle sectoren is bij de sector economie na 3 jaar het grootste percentage studenten gewisseld van opleiding binnen dezelfde sector (12,7%).
Bijlage(n):
19 APRIL 2017
Arbeidsmarktpositie hbo’er nog beter geworden!
Opnieuw zijn afgestudeerde hbo’ers het in 2017 beter gaan doen dan voorgaande jaren. De werkloosheid is onder hbo-afgestudeerden voor het vierde opeenvolgende jaar gedaald, naar 3,2% in 2017. Dat is een daling van 4,1 procentpunt in 4 jaar tijd. Deze daling is zichtbaar voor zowel voltijd, deeltijd als duaal afgestudeerden. De afgestudeerden vinden niet alleen eerder werk, maar ook meer afgestudeerden werken op hbo-niveau, circa anderhalf jaar na afstuderen; in 2017 is dit aandeel toegenomen tot ruim 80%. Dit blijkt uit de nieuwe HBO-Monitor, het jaarlijkse onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van afgestudeerde hbo-studenten. “Uit alle cijfers blijkt heel duidelijk dat hbo’ers het goed doen op de arbeidsmarkt en dat de kwaliteit van het hbo goed aansluit “, aldus Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen.
De HBO-Monitor is een jaarlijks onderzoek dat wordt uitgevoerd door het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van Maastricht University. Gedetailleerde informatie kunt u vinden op deze website vinden via de kennisbank Feiten en Cijfers. In de HBO-Monitor 2017 staan de arbeidsmarktresultaten van hbo-afgestudeerden in het studiejaar 2015/2016 centraal, anderhalf jaar na afstuderen.
Kansrijk op de arbeidsmarkt
De werkloosheid onder alle hbo-afgestudeerden is gedaald naar 3,2% in 2017. Dat is een daling van 4,1 procentpunt in 4 jaar tijd. Vooral de werkloosheid bij afgestudeerden van deeltijd en duale opleidingen is relatief laag. Deze is gedaald naar respectievelijk 2,4% en 0,8%. Daarmee is de werkloosheid terug op het niveau van voor de crisis (2008). Van de werkenden heeft ruim 87% binnen 3 maanden een baan gevonden. Anderhalf jaar na afstuderen heeft 50% een vaste aanstelling, tegen de trend van flexibilisering op de arbeidsmarkt een toename ten opzichte van 2016 (48%). Van de voltijd afgestudeerden werkte in 2017 80% op minimaal hbo-niveau en werkt 78% binnen het eigen vakgebied. Afgestudeerden uit de sectoren onderwijs en bètatechniek vinden het vaakst een baan op eigen niveau (92% resp. 86%).
Krapte op de onderwijsmarkt en in de gezondheidszorg duidelijk zichtbaar
De werkloosheid is het laagst onder voltijd afgestudeerden uit de sector onderwijs (1,4%). Onder voltijd afgestudeerden uit deze sector heeft zelfs 95% binnen 3 maanden werk. Ook het aandeel vaste contracten is gestegen naar 47% (41% in 2016). Opvallend is dat het bruto uurloon nauwelijks is gestegen (van €14,80 in 2016 naar €15,00). Bij de sector gezondheidszorg zien we een zelfde beeld. De werkloosheid ligt hier een fractie hoger onder voltijd afgestudeerden en is 1,6%. Het aandeel afgestudeerden dat na anderhalf jaar een vast contract heeft bedraagt 48%. Het bruto uurloon (rekening houdend met het gemiddeld aantal uren dat men werkt) blijkt echter het hoogst voor deze sector (€16,20) van alle sectoren. Ook de aansluiting in beide sectoren is goed. Van de afgestudeerden uit de sectoren onderwijs en gezondheidszorg vindt zelfs negen op de tien afgestudeerden een baan in eigen of verwante richting. Daarnaast zijn deze sectoren het meest positief over de aansluiting (onderwijs 87% en gezondheidszorg 85%).
Bijlage(n):