Juni
< Mei
4 JUNI 2017
Vereniging Hogescholen gematigd positief over internationaliseringsbrief Van Engelshoven
De Vereniging Hogescholen is positief over de vandaag gepubliceerde brief ‘ Internationalisering van het mbo en ho’ van de minister van OCW, Ingrid van Engelshoven. De minister van OCW benadrukt dat internationalisering de kwaliteit van het hoger onderwijs ten goede komt. In haar brief omarmt de minister de drie weken geleden gepubliceerde internationaliseringsagenda ho van hogescholen en universiteiten, maar geeft daarnaast aan dat internationalisering wel in balans moet zijn. De hogescholen zetten vraagtekens bij enkele maatregelen die de minister aankondigt.
Dit betreft maatregelen zoals het opnemen in het accreditatiekader van de NVAO van de taalkeuze van de opleiding, alsook het aanpassen van de macrodoelmatigheid voor nieuwe opleidingen op de taalkeuze van de opleiding. In aanvulling hierop zal de minister ook verkennen of, en op welke manier, de taalkeuze van opleidingen in het hoger onderwijs centraal geregistreerd kunnen worden. Daarnaast zal de Inspectie nog in 2018 een inventarisatie maken van de gedragscodes die instellingen verplicht zijn te hebben wanneer zij kiezen voor een andere taal dan het Nederlands. Deze maatregelen zullen voor de instellingen vooral meer bureaucratische last opleveren. Teleurstellend vindt Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen, dat aan het voornemen uit het regeerakkoord, om de uitgaande studentenmobiliteit te bevorderen, geen extra middelen zijn gekoppeld. De Graaf: ”Hier had het kabinet wat meer daden in plaats van alleen mooie woorden mogen laten zien.”
6 JUNI 2017
Intentieverklaring Integraal Veiligheidsbeleid HO
Vandaag is, tijdens de conferentie Safe en Open, namens de Stuurgroep IV-HO, het dossier “Integrale Veiligheid” overgedragen door Marjolein Jansen (VU) en Ron Bormans (HR) aan de Vereniging Hogescholen en VSNU. Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen, en Pieter Duisenberg, voorzitter van de VSNU, hebben vervolgens hun gezamenlijke ambities voor de toekomst uitgesproken. Directeur-Generaal Hoger Onderwijs Marcelis Boereboom reageerde hierop namens het ministerie van OCW. De intensievere samenwerking is tijdens deze conferentie bekrachtigd door het gezamenlijk ondertekenen van een intentieverklaring.
Rotterdamverklaring in 2016
In juni 2016, tijdens de grote internationale conferentie ‘Safe & Open’ heeft de sector HO een fundament gelegd onder de samenwerking op integraal veiligheidsgebied. Met de zogenoemde Rotterdamverklaring hebben veel instellingen uitgesproken dat ze in hun zorg voor een veilige leer- en werkomgeving in hogescholen en universiteiten het behoud van de kernwaarden van openheid en toegankelijkheid voorop stellen om onze onderwijs- en onderzoeksmissie waar te kunnen maken. Het was daarmee een roep om integraal veiligheidsbeleid op deze instellingen, waarbij risico’s en kansen bewust gewogen worden om de incident-regelreflex te mijden. Sindsdien is via het Programma Integrale Veiligheid Hoger Onderwijs (IV-HO) hard gewerkt aan praktische instrumenten en kennisdeling op integraal veiligheidsgebied.
Praktische visie op de toekomst van Integrale veiligheid in ho
Sinds 2010 werken onderwijsinstellingen via het Programma Integrale Veiligheid Hoger Onderwijs (IV-HO) samen aan praktische instrumenten en kennisdeling voor bestuurders en professionals vanuit een visie op integrale veiligheid. Nu, acht programmajaren later, ligt de vraag voor hoe nu verder?
Op basis van vele gesprekken met bestuurders van universiteiten en hogescholen is er een praktische visie op de toekomst van integrale veiligheid in het hoger onderwijs ontwikkeld. En is de wetenschappelijke Raad van Advies van het programma IV-HO gevraagd te adviseren. Eén van de belangrijkste aanbevelingen gaat over het groeiend besef dat onze docenten en wetenschappers meer steun verdienen wanneer zij op de persoon aangevallen worden vanwege hun bijdrage aan het maatschappelijk debat, terwijl dat juist in alle openheid gevoerd moet worden om polarisatie in onze samenleving het hoofd te bieden.
Lees hier alles over het programma.
8 JUNI 2017
Hogescholen blijven zich inzetten voor beheersbare en verantwoorde groei bij Verpleegkunde
Hogescholen zagen de afgelopen jaren een stijging van de instroom van het aantal studenten in het zorgonderwijs bij hbo-verpleegkunde, van ruim 4.600 in 2014 naar maar liefst 6900 studenten in 2017. Vanwege de groeiende vraag naar arbeidskrachten in de zorg, hebben de ministeries van VWS en OCW eerder al met werkgevers en hogescholen afgesproken dat ze zich gezamenlijk inzetten voor maximale verantwoorde groei van het aantal studenten verpleegkunde. "De kwaliteit van ons onderwijs staat voorop en daarom kunnen we alleen verantwoord groeien als er voldoende stageplekken beschikbaar zijn", zei Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen, in eerdere berichtgeving hierover.
Kwalitatief hoogwaardige verpleegkundigen door maximaal beheerste groei
Hogescholen en werkgevers delen een hoge ambitie om te voldoen aan de grote vraag naar kwalitatief hoogwaardige verpleegkundigen. Zij hebben daarom uitgesproken zich gezamenlijk in te zetten voor maximale verantwoorde groei van het aantal studenten. Met een extra groeicapaciteit van circa 2.000 voltijd studenten voor dit studiejaar (2017-2018) maakten hogescholen met werkgevers al een enorme sprong vooruit. Dit leidde vervolgens tot een instroomgroei in de sector gezondheidszorg van maar liefst 9%. In het studiejaar 2017-2018 starten ruim 6900 studenten (nieuwe studenten en wisselaars) bij de verpleegkunde opleidingen. Om voor het komend studiejaar 2018-2019 een maximale beheerste groei van het aantal studenten mogelijk te maken, hebben 10 van de 17 hogescholen een numerus fixus gehanteerd. Daarmee maken de hogescholen wel de groei mogelijk maar blijft deze beheersbaar en daardoor verantwoord.
Uitdaging: genoeg stage plaatsen
Extra groei vraagt een enorme inzet van hogescholen om te zorgen voor kwalitatief goed onderwijs, o.a. als het gaat om de hoeveelheid beschikbare praktijkruimtes en voldoende gekwalificeerde docenten om de studenten op te leiden. Deze uitdaging geldt ook voor werkgevers waar het gaat om het bieden van goede en aantrekkelijke stages. Bij voldoende beschikbare stageplekken is er geen reden om een fixus aan te vragen. Zo besloot Fontys dit jaar haar numerus fixus terug te trekken omdat zij voldoende stageplekken hadden kunnen regelen. In het blad Nursing zeiden zij hierover: ‘De enige reden dat we een numerus fixus hadden voor verpleegkunde, was de beschikbaarheid van stageplaatsen’, zegt faculteitsdirectrice Karen Cox. Fontys ziet dat zorgorganisaties meer stageplaatsen aanbieden en daarmee is de noodzaak voor een studentenstop voor de hogeschool weg.
Bijlage(n):
15 JUNI 2017
Pabo-opleidingen zitten in de lift
De pabo’s hebben de afgelopen jaren veel stappen gezet om de kwaliteit verder te versterken, onder meer door de invoering van de toelatingstoetsen. Deze maatregelen betalen zich nu uit. Toch bestaan over de toelatingstoetsen nog altijd de nodige misverstanden.
Barbara de Kort, voorzitter van het Landelijk Overleg Lerarenopleidingen Basisonderwijs: “Het is een verkeerde aanname dat de toetsen zijn ingevoerd om tot selectie van studenten te komen met hogere examencijfers. De toelatingstoetsen zijn in 2015 is ingevoerd als toetsen ‘voor de poort’ van de pabo om te checken of aspirant-studenten over voldoende basiskennis beschikken om aan de opleiding te beginnen. In jargon worden de toetsen ook wel deficiëntie toetsen genoemd.” In bijgaande factsheet zetten we een aantal feiten over deze toelatingstoetsen voor de pabo op een rij.
De Vereniging Hogescholen constateert dat sinds 2015 de uitval in de propedeuse minder wordt en belangrijker nog, dat de instroom weer toeneemt. Deze signalen worden met cijfers onderbouwd. Gezien het huidige aantal aanmeldingen lijkt de instroom in 2018-2019 opnieuw toe te nemen.
Bijlage(n):
18 JUNI 2017
Bal op de stip voor kwaliteitsafspraken 1.0
Deze week wachten de minister van OCW twee belangrijke debatten met de Tweede Kamer over het hoger onderwijs. Waar internationalisering volop in het nieuws is, geldt dat veel minder voor het Sectorakkoord. Op zich zegt dat niet zoveel; ook voor het grootste sportevenement van het jaar – het WK- is de aandacht nu minder groot. Hoewel begrijpelijk, is het toch niet proportioneel. Het Sectorakkoord gaat over de brede maatschappelijke meerwaarde van het hbo: van kwaliteit van onderwijs, doorstroom en kansen voor studenten, leven-lang-leren, praktijkgericht onderzoek en profilering, en uiteraard ook internationalisering. Met name de kwaliteitsafspraken over de besteding van de middelen van het studievoorschot, die deel uitmaken van het Sectorakkoord, zijn bijzonder en trendsettend.
Bijzonder, omdat de verschillende partijen die deze kwaliteitsafspraken hebben ondertekend – studentenbonden, overheid en hogescholen en universiteiten -allemaal zonder uitzondering zeer tevreden zijn met de uitkomst! Dat heeft er zeker mee te maken dat de kwaliteitsafspraken uiteindelijk veel meer zijn geworden dan prestatieafspraken2.0, oftewel meer van hetzelfde. Er is echt iets nieuws tot stand gekomen: kwaliteitsafspraken1.0. Een zeldzaam geval van een proces waarbij de uitkomst veel meer is dan de optelsom van de afzonderlijke delen. Ik ben dat nog niet vaak tegen gekomen.
In meerdere opzichten zijn de kwaliteitsafspraken dan ook op te vatten als een trendbreuk. In de eerste plaats omdat er veel meer ruimte is voor lokale en decentrale uitwerking, zodat besteding van studievoorschotmiddelen kan plaatsvinden op een wijze die aansluit bij de context en situatie bij de hogeschool, met instemming van de medezeggenschap en goede betrokkenheid van stakeholders in de regio. Dat was al aangegeven in het Regeerakkoord. Maar OCW heeft dat ook handen en voeten weten te geven. Met tegelijkertijd overigens een heldere verantwoordelijkheid voor de minister op stelselniveau. Als oud-ambtenaar kan ik daar alleen maar veel waardering voor hebben.
In de tweede plaats sluit de vormgeving van de kwaliteitsafspraken beter aan bij de natuurlijke en langlopende cycli in het onderwijs om daadwerkelijk kwaliteitsbeleid vorm te kunnen geven. Ook dit zal de inzet van middelen van het studievoorschot alleen maar ten goede komen. De afspraken sluiten aan op de voorinvesteringen en waar relevant op de instellingsplannen. Tevens worden de afspraken gemaakt in het licht van de meerjarige ontwikkeling van de financien per instelling waarbij niet alleen de plussen maar ook de minnen in beeld zijn.
Een vondst is de rol van de NVAO bij de toetsing van plannen, waardoor toetsing meer in het verlengde ligt van normale verantwoordingscycli van jaarverslagen en accreditatie. Ook hoeft er niet een extra beoordelingsautoriteit ingericht te worden met alle bestuurlijke drukte van dien. Desondanks moeten we de administratieve lasten – ook voor kleinere hogescholen – goed in het oog houden.
De afspraken die zijn gemaakt vormen een kader op hoofdlijnen. De hogescholen en universiteiten zijn nu aan zet om invulling te geven aan de kwaliteitsafspraken die lopen tot en met 2024. En ook om daarover met alle betrokkenen goed in gesprek te gaan. Daartoe zijn in het sectorakkoord ook afspraken gemaakt over facilitering van de medezeggenschap. Ook dat zal verder vorm moeten krijgen. En dat gebeurt al. De eerste grote hogeschool heeft net vorige week haar voorstel voor de kwaliteitsafspraak al afgerond.
In WK termen: de bal ligt op de stip!
18 JUNI 2017
Doorstroom naar masters belangrijk voor hbo’ers
Uit berichten van de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) zou blijken dat bij minstens 100 masteropleidingen geen schakeltrajecten worden aangeboden waardoor hbo-studenten niet kunnen doorstromen naar een master aan een universiteit. Thom de Graaf, voorzitter Vereniging Hogescholen, vraagt aandacht voor de doorstroom naar masters: “Ambitieuze studenten die na hun bachelor willen doorleren of zich willen specialiseren moeten we in Nederland juist stimuleren. Het lijkt er helaas op dat dat niet altijd mogelijk is in het wo, reden te meer voor hogescholen om meer professionele masters aan te bieden.”
Bij in ieder geval 102 masteropleidingen is er volgens de LSVb geen of beperkt toegang via een schakelprogramma, waarin studenten vakken volgen ter voorbereiding van een academische vervolgstudie. De LSVb telde 83 masteropleidingen die op hun website expliciet stellen geen plek te hebben voor hbo-gediplomeerden. “Dit is zeer problematisch. Schakelprogramma’s zijn cruciaal voor de doorstroom van hbo naar wo”, zegt LSVb-voorzitter Tariq Sewbaransingh. Thom de Graaf sluit daarbij aan: “Het kan niet zo zijn dat we als onderwijssector een prioriteit hebben gemaakt van gelijke kansen maar dat deze doorstroomroute in een aantal gevallen zou worden geblokkeerd.”
Professionele masters
De Graaf wijst op het grote belang van een breed aanbod van professionele hbo-masters. Op dit moment volgen 12.053 studenten een masteropleiding aan het hbo. Het aanbod groeit de laatste jaren gestaag, maar de bekendheid bij hbo-studenten laat nog te wensen over. Juist studenten die een onderzoeksgerichte vervolgopleiding zoeken maar ook dichtbij de praktijk willen blijven kunnen zo’n hbo-master volgen. “En dit geldt dus niet alleen voor hbo-studenten”, voegt De Graaf toe, “ook studenten van de universiteit die een meer praktijkgerichte master zoeken, zijn van harte welkom.”
1 JUNI 2017
Reactie Thom de Graaf op benoeming vice-president Raad van State
“Ik ben verheugd dat de ministerraad heeft besloten mij voor te dragen voor benoeming tot vice-president van de Raad van State per 1 november 2018. Ik beschouw deze benoeming als een grote eer en als een blijk van vertrouwen dat ik vanaf de eerste dag dat ik aan de slag ga, hoop waar te maken.
Tot die dag ben en blijf ik nog voorzitter van de Vereniging Hogescholen. In september aanstaande zal ik mijn lidmaatschap van de Eerste Kamer beëindigen. Het fractievoorzitterschap van D66 in de Eerste Kamer heb ik per heden overgedragen aan de vice-fractievoorzitter, Hans Engels.”
25 JUNI 2017
Nederlandse hogescholen in Brussel: Widen Horizons!
Europa is in beweging. In de afgelopen maand heeft de Europese Commissie voorstellen gepresenteerd voor zowel opvolging van het Erasmus+ programma als Horizon 2020 (onderzoek en innovatie). In het voorstel voor het nieuwe kaderprogramma, genaamd Horizon Europe (2021-2027), stelt de Commissie een budget voor van 94 miljard. Het is echter nog uitermate onzeker of dit bedrag stand zal houden, aangezien het nu in behandeling wordt genomen in het Europees Parlement en de Europese Raad. Een delegatie van de Vereniging Hogescholen is daarom afgereisd naar Brussel om de Nederlandse hogescholen daar op de kaart te zetten maar ook om te zorgen dat de Europese fondsen beter bekend raken bij onze hogescholen.
Het voorstel voor Horizon Europe maakt duidelijk dat er meer ruimte komt voor praktijkgericht/impact-gedreven onderzoek. Zoals Kurt Vandenberghe (EC) eerder aangaf: Brussel heeft Universities of Applied Sciences (UAS) nodig bij het behalen van de ambitieuze doelstelling in het nieuwe kaderprogramma. Aan de andere kant moet inzichtelijker gemaakt worden richting onze hogescholen waar die kansen dan precies liggen. Om die reden heeft de Vereniging Hogescholen op 21 en 22 juni een bestuurlijke Brusselreis georganiseerd. De delegatie bestond uit Marjolijn Brussaard (ArtEZ), Anton Franken (HU), Rob Verhofstad (Hanzehogeschool) met ondersteuning van Jolanda Hekman (Hanze), Bronne Pot (HU) en Sander Hees (VH).
Er is onder meer gesproken met Vanessa Debiais Sainton (head of unit Erasmus+) die onder meer verantwoordelijk is voor de verdere plannen rondom de European Universities’ Network. De Commissie staat zeer open voor de UAS om daar bij aan te sluiten, en zet in op zo gevarieerd mogelijke allianties.
Daarnaast is gesproken met Europarlementariërs Matthijs van Miltenburg (D66) en Caroline Nagtegaal (VVD) aangezien op dit moment de plannen voor het meerjarig financieel kader en Horizon Europe voorliggen in het parlement. Zij gaven tevens aan dat het belang van Europese onderzoeksfondsen ook op nationaal niveau beter moeten worden uitgelegd. Nederlandse kennisinstellingen zijn afhankelijk van Brusselse onderzoeksfondsen.
Tot slot heeft de delegatie gesproken met Jean-Eric Paquet, de opvolger van Robert-Jan Smits als DG Research & Innovation, die ook een belangrijke rol ziet voor hogescholen die onderzoek doen met maatschappelijke impact. Om dat te versterken werd aan hem de publicatie Impact in Europe uitgereikt, waarin de Nederlandse hogescholen laten zien op welke manier Europese fondsen worden ingezet voor praktijkgericht onderzoek.
Bijlage(n):
Impact in Europe - Research by Dutch Universities of Applied Sciences
26 JUNI 2017
Geen instroomlimiet voor opleidingen Verpleegkunde in 2019-2020
Voor het collegejaar 2019-2020 laten alle hogescholen in Nederland de numerus fixus voor de bachelor opleiding Verpleegkunde los. Dit in tegenstelling tot studiejaar 2018-2019, waarvoor tien van de zeventien hogescholen een numerus fixus hanteren. Het besluit van de hogescholen volgt na advies van het Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde (LOOV), intensief regionaal overleg en enkele jaren van gecontroleerde groei met een numerus fixus. Dit was nodig om de kwaliteit van de opleiding te kunnen blijven waarborgen. Het besluit betreft alle voltijd, deeltijd en duale hbo-opleidingen Verpleegkunde, met uitzondering van de Hanzehogeschool. Deze hogeschool hanteert alleen voor de voltijd variant een numerus fixus, waarbij de instroom in samenspraak met het werkveld stapsgewijs wordt verhoogd.
Hans Aerts, voorzitter Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde (LOOV): “Alleen samen met de Nederlandse zorginstellingen kunnen we deze gigantische maatschappelijke opdracht het hoofd bieden. De uitdaging is om de kwaliteit van het onderwijs op peil te houden, maar ook te voorzien in voldoende stageplaatsen door het werkveld, juist daar waar tot nu toe weinig hbo-verpleegkundigen werken. Door landelijk in 2019-2020 onbeperkt studenten toe te laten tot de opleiding Verpleegkunde faciliteren we een maximale toeloop van toekomstige verpleegkundigen. Het opleiden van verpleegkundigen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het onderwijs, de beroepsgroep en de politiek.”
De zeventien hogescholen werken samen met zorginstellingen in hun regio voortdurend aan passende oplossingen voor ontwikkelingen in het beroepenveld, zoals in de zogenaamde Regionale Actieplannen Aanpak Tekorten (RAAT). In zeven actielijnen, zoals verhogen opleidingsrendement en vergroten van de opleidingsmogelijkheden, worden activiteiten samengebracht en nieuwe slimme pilots bedacht. Dit alles gericht op meer studenten, zij-instromers die kiezen voor de zorg, een beter imago van het vak verpleegkundige, meer oog voor gezonder werken en meer stageplaatsen door een goede regionale samenwerking tussen onderwijs en het werkveld. Daarbij lopen studenten in toenemende mate stage in andere instellingen dan ziekenhuizen, zoals verpleeghuizen, psychiatrie of wijkverpleging.
27 JUNI 2017
Een slimme overheid investeert in de kennis en het talent van nieuwkomers
Veel vluchtelingen die in Nederland zijn missen een diploma waarmee ze de arbeidsmarkt op kunnen en krijgen moeilijk toegang tot het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. De inburgering beperkt zich tot ‘basale’ taallessen en oriëntatie op de arbeidsmarkt en sluit niet aan bij opleidingstrajecten, met als gevolg dat studenten niet verder kunnen. Daarom moet de overheid dringend maatregelen nemen om dit knelpunt op te lossen en dit kan niet wachten totdat de nieuwe inburgeringswet is goedgekeurd. Dit schrijven zes (koepel-) organisaties in het onderwijsveld vandaag in een brief aan minister Van Engelshoven van OCW en minister Koolmees van SZW.
Begin juli wordt in de Tweede Kamer gesproken over verbetering van het inburgeringsbeleid en daarom vragen de organisaties nu aandacht voor een betere aansluiting bij het onderwijs. De brief is ondertekend door de Vereniging Hogescholen, de VSNU (Vereniging van Universiteiten), de MBO Raad, Nuffic, de Landelijke Studentenvakbond en Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF.
De organisaties signaleren dat er veel vluchtelingen in Nederland zijn die hun middelbare schoolopleiding niet hebben kunnen afronden in het land van herkomst. Ook is er een grote groep met een diploma dat hier van beperkte waarde is op de arbeidsmarkt. De organisaties willen voorkomen dat deze studenten niet verder kunnen en pleiten daarom onder meer voor deze maatregelen:
- Zorg dat nieuwkomers zich goed kunnen voorbereiden op een opleidingstraject door middel van voorbereidend taal- en schakelonderwijs. Maak deze onderdeel van het reguliere onderwijsaanbod, zodat de aansluiting met vervolgonderwijs is gewaarborgd.
- Investeer in gerichte begeleiding van nieuwkomers tijdens opleidingstrajecten, zodat zij hun taal- en studievaardigheden kunnen blijven verbeteren.
- Maak het centrale examen Nederlands beter toegankelijk voor nieuwkomers die naar het mbo willen, zodat zij aan deze ingangseis kunnen voldoen.
Nu worden voorbereidende trajecten voor nieuwkomers beschouwd als privéonderwijs, waardoor de financiering en de continuïteit ervan onzeker zijn. De voorgestelde maatregelen nemen die onzekerheid weg en komen niet ten laste van het bestaande onderwijsbudget. Verder vormen de maatregelen een kans om de kwaliteit van het inburgeringonderwijs en het toezicht daarop te verbeteren.
De organisaties onderstrepen dat slim investeren in mensen, kennis en talent meer geschoolde burgers oplevert, waar de samenleving nu en in de toekomst baat bij heeft. De investeringskosten betalen zich bovendien ruimschoots terug wanneer nieuwkomers onderdeel van de samenleving worden, economisch zelfredzaam zijn en belasting betalen.
Meer informatie kunt u vinden op de website van UAF
28 JUNI 2017
Tevredenheid hbo-studenten nog steeds hoog maar licht gedaald
De algemene tevredenheid van studenten in het hoger onderwijs is licht gedaald, maar de tevredenheid van studenten over hun opleiding blijft hoog. Het percentage studenten in het hbo dat aangeeft tevreden te zijn met de opleiding is gedaald van 75,2% in 2017 naar 72,2% in 2018. Dit blijkt uit de Nationale Studenten Enquête (NSE) 2018 die vandaag is verschenen. Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen: ‘We signaleren dat de tevredenheid over de hele linie iets is gedaald. Juist dat stimuleert om scherp te blijven en te kijken naar waar instellingen het nog beter kunnen doen. Ik ben blij dat de algemene tevredenheid over onze masteropleidingen wel sterk is gestegen vergeleken met andere jaren. Dat sterkt ons in de keuze ons masteraanbod te verbreden.‘
De Nationale Studenten Enquête is een landelijk tevredenheidsonderzoek dat jaarlijks wordt uitgevoerd onder studenten uit het hoger onderwijs. Dit jaar werden ruim 744.000 studenten van 74 hogescholen en universiteiten uitgenodigd om de NSE in te vullen. 36,2% van de studenten gaf gehoor aan deze oproep. In 2017 vulde 39,7% van de benaderde studenten de NSE in.
Tevredenheid hbo-master toegenomen
Hoewel de gemiddelde tevredenheidsscore in het hbo daalt, is de tevredenheid van hbo-masters toegenomen. De tevredenheid onder deze studenten (die circa 3% van het totaal aantal ingeschrevenen in het hbo uitmaken) is in 2018 juist harder gestegen dan in voorgaande jaren. Voor studie in het algemeen geven hbo-masterstudenten gemiddeld een 3,92 (voor bachelor is dat een 3,84 en voor Ad’s een 3,78).
Studenten tevreden over stage-ervaring
De hoogste scores worden door studenten gegeven op de vraag of ze hun opleiding zouden aanraden aan vrienden, familie of collega’s (score 3.91), hun stage-ervaring (3.93), en de groepsgrootte (3.83). Bij de hbo-studenten behoren deze thema’s tot de top 3. Maar ook de studie in het algemeen en algemene vaardigheden scoren hoog (beide onderdelen krijgen gemiddeld een 3.82).
Studiefaciliteiten beter beoordeeld
Studenten geven in 2018 iets hogere scores voor vragen binnen het thema studierooster. Met name het tijdig bekend maken van wijzigingen in het studierooster wordt in 2018 beter beoordeeld. Ook bij het thema studiefaciliteiten is een stijging waar te nemen. Op alle onderdelen binnen dit thema is een lichte toename zichtbaar in het aandeel tevreden studenten.
Praktijkgericht onderzoek
Eén van de onderwerpen waar door de hogescholen op in is gezet in de afgelopen jaren is praktijkgericht onderzoek. Hbo-studenten geven gemiddeld een 3,61 voor wetenschappelijke vaardigheden. Deze score is nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van 2017. Met name de onderdelen analytisch denken (3,66) en het doen van praktijkgericht onderzoek (3,63) worden goed beoordeeld door hbo-studenten.
Aandacht voor kwaliteitszorg blijft nodig
Hoewel de scores voor thema’s op het gebied van kwaliteitszorg zijn verbeterd liggen de scores hiervan wel lager dan het gemiddelde. Deze lagere scores voor kwaliteitszorg worden vooral gegeven voor de onderdelen ‘informatie over de uitkomsten van onderwijsevaluaties’ , ‘de wijze waarop je opleiding gebruikt maakt van evaluaties’ en ‘de manier waarop je opleiding op klachten en problemen reageert’. Voorzitter Thom de Graaf: 'Opleidingscommissies spelen hier een belangrijke rol in. Sinds 1 september 2017 is de positie van de opleidingscommissies versterkt dankzij de Wet versterking bestuurskracht. Zo is de opleidingscommissie een echt medezeggenschapsorgaan geworden met formele instemmingsrechten.'
NSE en AVG
De NSE is conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming uitgevoerd. Met ingang van de nieuwe wet op de AVG gelden er strengere eisen voor de verwerking van persoonsgegevens. In dit kader is er voor de NSE 2018 gekozen om een toestemmingsvraag toe te voegen aan het begin van de vragenlijst waarmee studenten de mogelijkheid wordt geboden om anoniem mee te doen. Het toevoegen van deze toestemmingsvraag heeft mogelijk effect gehad op de respons en de uitkomsten van de NSE 2018. Vergelijkingen met eerdere enquêtejaren zijn daarom mogelijk niet 100% betrouwbaar. Dit zal nog worden onderzocht door Studiekeuze123. De toepassing van strengere beveiligingsregels op het benchmarkbestand heeft geen zichtbare effecten gehad op de uitkomsten.
Bijlage(n):
22 JUNI 2017
Vereniging Hogescholen feliciteert Thom de Graaf
Vandaag is bekend gemaakt dat de ministerraad onze voorzitter Thom de Graaf heeft voorgedragen als vice-president van de Raad van State. Op 1 november zal hij onze vereniging na bijna zeven jaar voorzitterschap verlaten. De Vereniging Hogescholen feliciteert Thom de Graaf van harte en wenst hem veel succes in deze nieuwe bestuurlijke topfunctie.
De Vereniging Hogescholen en het hbo hebben zeer veel aan Thom de Graaf te danken. Thom de Graaf trad aan als voorzitter in een voor het hbo turbulente tijd. Hij heeft van de toenmalige HBO-raad een echte vereniging gemaakt, met grote samenhang. Openheid en transparantie zijn een rode draad in zijn bestuurlijke stijl waarmee hij de samenwerking en kennisdeling in de vereniging sterk heeft bevorderd.
Inhoudelijk heeft Thom de Graaf gedurende de afgelopen jaren steevast en met grote overtuiging afstand genomen van het ‘rendementsdenken’ in het hoger onderwijs, zoals bij de prestatieafspraken. Consequent heeft hij gepleit voor bestuurlijke verhoudingen tussen overheid en hogescholen die gestoeld zijn op vertrouwen in plaats van afrekenen, en transparante verantwoording - ook aan de medezeggenschap en (regionale) partners van de hogeschool. Het resultaat hiervan komt onder andere in het recent gesloten sectorakkoord en de kwaliteitsafspraken tot uitdrukking.
Onder leiding van Thom de Graaf heeft de Vereniging Hogescholen stevige inhoudelijke agenda’s ontwikkeld op een groot aantal terreinen. Onder meer over de brede opdracht van het hbo (Bildung) met ‘Wendbaar en Weerbaar’ in 2015 , maar ook ten aanzien van kwaliteitszorg, internationalisering, diversiteit en onderzoek. De waarde en doorwerking van praktijkgericht onderzoek waren voor hem een constant punt van aandacht. Het praktijkgericht onderzoek van het hbo maakt mede door de inzet van Thom de Graaf tegenwoordig een onlosmakelijk deel uit van de Nationale Wetenschapsagenda. De strategische onderzoeksagenda van het hbo ‘Onderzoek met impact’ uit 2016 bood daarvoor een fundament.
De Vereniging Hogescholen gaat de komende maanden op zoek naar een nieuwe voorzitter. De procedure daarvoor zal op korte termijn starten.