Juni
< Mei
1 JUNI 2017
Toegankelijkheid hbo mag niet in het geding komen
De Vereniging Hogescholen maakt zich zorgen over de afname van het aandeel eerste generatiestudenten in het hoger beroepsonderwijs. Dit oordeelt de vereniging naar aanleiding van het door het ministerie van OCW vandaag gepubliceerde onderzoeksrapport van ResearchNed 'Monitor Beleidsmaatregelen 2016-2017' en de aanbiedingsbrief van de minister. “De toegankelijkheid van ons hoger beroepsonderwijs mag voor geen enkele groep in het geding komen,” aldus Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen.
De Vereniging Hogescholen heeft in het verleden al aangegeven zich zorgen te maken over de gevolgen van het studievoorschot op de toegankelijkheid van in het bijzonder het hbo. De analyse in deze monitor heeft deze zorgen niet weggenomen. Vorig jaar constateerde de Vereniging Hogescholen nog dat het te vroeg is om na 1 jaar al conclusies te trekken, want van een blijvend effect kan pas gesproken worden als de instroomcijfers voor het studiejaar 2016-2017 daar aanleiding toe geven. Het aandeel van eerste-generatiestudenten* in het hoger onderwijs vanuit havo en vwo is dit jaar verder gedaald en vanuit mbo weliswaar nu stabiel maar niet op het oude niveau. Het lijkt er nu dus op dat voor eerste generatiestudenten een leenstelseleffect is te constateren.
Uit het onderzoek blijkt daarnaast dat mbo-studenten significant meer last hebben van leenaversie, en dat dit hand in hand gaat met het (lagere) opleidingsniveau van ouders. Meer kennis over sociale leenvoorwaarden of de mogelijkheid tot een aanvullende beurs lijken daarbij niet te helpen. In gezinnen van eerste generatiestudenten wordt meer opgezien tegen de kosten van een studie dan in andere gezinnen.*
* Eerstegeneratie studenten zijn studenten waarvan beide ouders geen ho-opleiding hebben.
Bijlage(n):
6 JUNI 2017
Werkbezoek Kamerleden in teken van studiesucces en beroepspraktijk
Wat moet er gebeuren om het studiesucces van mbo-studenten te vergroten die kiezen voor een vervolgstudie aan het hbo? Hoe is het gesteld met de aansluiting van het onderwijs op de beroepspraktijk en hoe ga je als hogeschool om met diversiteit? Over deze vragen gingen vijf woordvoerders Onderwijs uit de Tweede Kamer op 7 juni in gesprek met lectoren, docenten en studenten van De Haagse Hogeschool.
De bijeenkomst was een initiatief van de Vereniging Hogescholen en had tot doel de Kamerleden onder te dompelen in de wereld van het hoger beroepsonderwijs. D66-Kamerlid Paul van Meenen kent het klappen van de zweep. Voordat hij in de Tweede Kamer kwam, werkte hij van 1985 tot 1996 in het hoger beroepsonderwijs. “Ik ben benieuwd hoe deze wereld er nu uitziet: Welke zorgen leven er en wat zijn de verschillen met vroeger?” Tunahan Kuzu, kamerlid van Denk, stelt vast dat er een groot verschil bestaat tussen de werkelijkheid in politiek Den Haag en in het onderwijsveld. “Wij hebben de taak deze twee werelden bij elkaar te brengen. Ik wil vooral weten hoe de overgang van het mbo naar hbo beter kan verlopen.” Dat geldt ook voor PvdA-kamerlid Kirsten van den Hul, die naast haar werk in de Tweede Kamer als docente European Studies is verbonden aan De Haagse. “Ik weet hoe leuk deze school is en dat wens je ook mbo-studenten toe. Het is belangrijk dat mbo-studenten de aansluiting op een vervolgstudie aan het hbo beter kunnen maken.”
Maatwerk voor mbo’ers
Hier valt nog een wereld te winnen, vertelt Paul van Doorn, verantwoordelijk voor studentenzaken. “De weg naar het hbo verloopt voor veel mbo’ers moeizaam. Vooral in het eerste studiejaar doen zij het minder goed dan havisten, terwijl dit in de hoofdfase precies omgekeerd is. Als mbo’ers het eerste jaar eenmaal door zijn, presteren ze prima”, benadrukt hij. D66-kamerlid Van Meenen: “Mbo’ers doen het helemaal niet zo slecht. Dat is beeldvorming, maar de aansluiting met het hbo moet wel worden verbeterd. Bijvoorbeeld door het wegwerken van deficiënties, voordat mbo-studenten aan een hbo-studie beginnen. Dit is mogelijk door al in het eerste jaar aandacht te geven aan maatwerk.”
Als het aan Fady Mikhail - student Bedrijfseconomie - ligt, gaat hieraan een stap vooraf. “De kwaliteit van het mbo-onderwijs moet verbeterd worden, zodat studenten al vroeg een basis leggen voor een soepele overgang naar het hbo”, zegt hij. “Ik heb een mbo-opleiding afgerond, omdat ik een startkwalificatie wilde hebben. De overgang naar het hbo was een moeilijke stap. Op het mbo was nauwelijks aandacht voor goede voorlichting. Alles was nieuw voor me, het ontbrak aan coaching en er werd nauwelijks naar mijn talenten gekeken.” Ook voor Afanaisa Martin verliep de overgang niet vlekkeloos. “Voordat ik aan mijn studie aan De Haagse begon, werd ik niet echt aangemoedigd om door te studeren. Ik dacht: Ik kom er wel. Maar op het hbo moest ik dingen doen waaraan ik niet was gewend: onderzoek doen, veel lezen en hard werken. Op zowel het mbo als het hbo kan veel meer worden gedaan door studenten goed te coachen”, zegt ze. Afanaisa en Fady zitten in één van de StudentLabs die de minister adviseren over een betere doorstroming van mbo-studenten. “We hebben voorgesteld om al vóór het maken van de studiekeuze te kijken naar een goede overgang naar het hbo. Wat heb je hiervoor nodig en hoe kun je jouw doelen bereiken? Heb je de juiste vakken gevolgd of moet je bijscholing volgen?”
Zihni Özdil, kamerlid van GroenLinks herkent zichzelf in de verhalen van Fady en Afanaisa. “Ik kom uit een arm gezin uit een arbeiderswijk en werd door mijn omgeving ook niet aangemoedigd om te studeren. Als je een studie ging doen, moest dat iets zijn waarvan je je beroep kon maken. Dus heb ik Rechten en Geneeskunde gestudeerd - zonder succes”, lacht hij. “Ik vind dat je voor je passie moet gaan. De reden waarom ik de politiek in ben gegaan, is dat ik me wil inzetten voor gelijke kansen voor iedereen. Ik ben ervan overtuigd dat als je als een dubbeltje geboren bent, je als een kwartje kunt eindigen.”
Ruimte en zuurstof voor het onderwijs
De Kamerleden krijgen ook tekst en uitleg over het praktijkgerichte onderzoek aan De Haagse en de samenwerking met de beroepspraktijk. Na afloop stelt Kamerlid Van Meenen vast dat er veel is veranderd sinds hij 21 jaar geleden afscheid nam van het hoger onderwijs. “Er is op het gebied van kwaliteit veel winst geboekt. Als je het onderwijs beter wilt maken, dan is hiervoor veel ruimte en ‘zuurstof’ nodig. Daarom moeten we kritisch kijken naar de regeldruk. Vroeger was het hbo gewoon een school: met een conciërge, directeur en docenten. Het hbo is nu een grote, logge organisatie waar de regeldrift hoog is, vanuit het idee dat je over van alles verantwoording moet afleggen.” SGP-kamerlid Roelof Bisschop is het met hem eens. “De onderwijssector is aan zet: kom met goede alternatieven, want er zijn veel kansen. Het hoger beroepsonderwijs kan veel bereiken als zij van de politiek het vertrouwen en de ruimte krijgt.”
9 JUNI 2017
Havo en hbo slaan handen ineen voor betere aansluiting
Donderdagmiddag 8 juni vond een succesvolle bijeenkomst plaats over de aansluitingsvraagstukken van het havo op het hbo. De organisatie was in handen van de Vereniging Hogescholen en het Havo Platform. Waar de laatste jaren vooral veel aandacht is uitgegaan naar de aansluiting van het mbo op het hbo, werd tijdens de studiedag vastgesteld dat ook de aansluiting van het havo op het hbo niet zonder zorgen is. Het studiesucces van havisten laat een dalende tendens zien. Tijdens de studiedag is verkend welke ontwikkelingen in het havo en het hbo van invloed (kunnen) zijn op de kwaliteit van de aansluiting.
Er zijn best practices toegelicht en mogelijkheden verkend om meer greep te krijgen op de ontwikkeling van het studiesucces van havisten in het hbo. Er lijken goede mogelijkheden te zijn voor betere analyses van de overgang/doorstroom. De aanwezigen riepen OCW op de mogelijkheden voor zulke analyses te steunen door landelijke gegevensbestanden nog beter toegankelijk te maken voor de instellingen. Op veel plaatsen zijn met veel inzet en passie initiatieven van grond gekomen die havo en hbo dichter bij elkaar brengen. Het is tijd die initiatieven op een hoger plan te tillen, de kennisdeling meer gestructureerd vorm te geven en ook landelijk te steunen met bestuurlijk commitment.
De opbrengsten van de studiedag zullen breed in de Vereniging worden gedeeld. Belangrijke afspraak gemaakt tijdens de studiedag is dat havo en hbo voortaan samen zullen optrekken om de aansluiting te verbeteren, niet alleen lokaal en in de regio maar ook landelijk. Het probleem van een gebrekkige aansluiting is een gedeeld probleem. Havo en hbo staan samen voor de opdracht de leerling/student optimaal te ondersteunen in deze kwetsbare fase van hun studieloopbaan.
12 JUNI 2017
Arbeidsmarktpositie hbo'er steeds beter
De werkloosheid onder afgestudeerde hbo’ers is voor het derde jaar op rij gedaald van 7,3% in 2013, 6,5% in 2014, en 5,5% in 2015 naar 4,6% in 2016. De daling geldt voor zowel voltijd, deeltijd als duaal afgestudeerden. De afgestudeerden vinden niet alleen eerder werk, maar ook meer afgestudeerden dan voorheen werken op hbo-niveau, circa anderhalf jaar na afstuderen; in 2014 was dit aandeel 74% (2015 77%) en in 2016 is dit aandeel toegenomen tot ruim 80%. Dit blijkt uit de nieuwe HBO-Monitor, het jaarlijkse onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van afgestudeerde hbo-studenten. “Uit de cijfers blijkt duidelijk dat de kwaliteit van het hbo goed aansluit op de arbeidsmarkt“, aldus Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen.
De HBO-Monitor is een jaarlijks onderzoek dat wordt uitgevoerd door het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Maastricht University. Gedetailleerde informatie kunt u vinden op onze website via de kennisbank ‘Feiten en Cijfers’. In de HBO-Monitor staan de arbeidsmarktresultaten van hbo-afgestudeerden in het studiejaar 2014/2015 centraal.
Succes op de arbeidsmarkt
De werkloosheid is onder hbo-afgestudeerden voor het derde opeenvolgende jaar gedaald, naar 4,6% in 2016. Dat is een daling van 2,7 procentpunt in 3 jaar tijd. Vooral de werkloosheid bij afgestudeerden van deeltijd en duale opleidingen is relatief laag. Deze is gedaald naar respectievelijk 2,7% en 1,1%. De werkloosheid is al jarenlang het laagst onder voltijd afgestudeerden uit de sector gezondheidszorg (3,0%). De werkloosheid ligt een fractie hoger onder voltijd afgestudeerden uit de sector onderwijs (3,1%) en de sector kunst (3,1%). Bij de laatste is dit een daling van maar liefst 3 procentpunt ten opzichte van vorig jaar.
Tevreden over aansluiting en niveau
De voltijd afgestudeerden werken niet alleen vaker, maar hun werk is ook van hoger niveau. In 2015 werkte minimaal 77% op minimaal hbo-niveau, in 2016 is dit aandeel toegenomen tot 80%. Het aandeel voltijd afgestudeerden met een baan binnen het eigen vakgebied is ook licht toegenomen van 75% in 2015 naar 77% in 2016. Afgestudeerden uit de sectoren onderwijs en gezondheidszorg vinden zelfs in negen van de tien gevallen een baan in de eigen of verwante richting. Over de aansluiting tussen opleiding en werk is 75% van de voltijd afgestudeerden positief (was 72% in 2015). Afgestudeerden uit de sector onderwijs zijn het meest positief over de aansluiting (87%).
Bijlage(n):
14 JUNI 2017
Wet stimuleert internationalisering en promotierecht voor lectoren
Vorige week is de Wet Bevordering Internationalisering hoger onderwijs aangenomen in de Eerste Kamer. Op een onderdeel na zijn hogescholen zeer tevreden met de wijzigingen in de wet. Zo worden double degree programma’s op basis van gesloten beurzen mogelijk gemaakt. Studenten hoeven daardoor niet bij twee instellingen het collegegeld te betalen. Zeer verheugd zijn hogescholen over de mogelijkheid dat lectoren in het hbo met een 0-urencontract bij een universiteit, nu ook het promotierecht kunnen krijgen. Over één onderdeel van de wet zijn hogescholen ontevreden, dat betreft de kosten bij talentselectie van bijvoorbeeld kunstopleidingen.
Lectoren kunnen ook profiteren van uitbreiding promotierecht
In het Eerste Kamerdebat kwam de uitbreiding van het promotierecht voor universitair hoofddocenten aan de orde. D66 vroeg aan de minister of ook bezoekende buitenlandse geleerden van de universiteit met een doctorsgraad kunnen profiteren van deze regeling, evenals gekwalificeerde hogeschoollectoren. De minister antwoordde instemmend dat dit mogelijk is als zij personeelslid zijn van een universiteit met de graad doctor, ook als het gaat om een nulaanstelling. Alexander Rinnooy Kan van D66 plaatste deze stap voor lectoren in een langetermijnperspectief: “Dan kunnen bijvoorbeeld ook gekwalificeerde hogeschoollectoren daarvan profiteren, in afwachting van een fundamentelere discussie over de verdere profilering van het onderzoek aan hogescholen en de eventueel daaraan te koppelen mogelijkheden van doctoraatsdifferentiatie.”
Extra impuls voor internationale samenwerking
Internationale samenwerking van hogescholen en universiteiten stimuleert de ontwikkeling van Nederland als kennismaatschappij, versterkt de innovatiekracht, de onderwijskwaliteit en is belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling van studenten. Hogescholen en universiteiten werken daarom al heel lang samen met buitenlandse instellingen. Zoals de naam van de wet al doet vermoeden, zal de wet Bevordering Internationalisering hoger onderwijs het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland een extra impuls geven. Dankzij de wet worden een aantal belemmeringen om gezamenlijke programma’s met buitenlandse partners te starten weggenomen. Zo worden double degree programma’s op basis van gesloten beurzen mogelijk gemaakt. Studenten hoeven daardoor niet bij twee instellingen het collegegeld te betalen. Daarnaast biedt de wet mogelijkheden voor het starten met transnationaal onderwijs. Zowel in de wet als in een nadere uitwerking (AMvB) zullen de waarborgen voor transnationaal onderwijs worden vastgelegd.
Hogescholen oneens met minister over selectiekosten
De minister zorgt met deze wet dat hogescholen geen vergoeding meer mogen vragen aan aankomend studenten bij talentselectie van bijvoorbeeld kunstopleidingen omdat dit volgens de minister zou leiden tot kansenongelijkheid. Volgens hogescholen is er geen enkele grond die de stelling van de minister onderbouwd. Om kansenongelijkheid tegen te gaan hebben hogescholen namelijk al jaren regelingen om economisch zwakke aspirant-studenten te ondersteunen. Het vragen van een vergoeding aan aankomend studenten bij talentselectie doen hogescholen met name om te bevorderen dat alleen serieuze, gemotiveerde studenten zich voor een selectieprocedure aanmelden. Het is hun ervaring dat het vragen van een eigen bijdrage de kwaliteit van selectie bevordert. Hogescholen waren extra verbaasd over het standpunt van de minister omdat zij zich in het verleden positief heeft uitgelaten over het vragen van een bijdrage aan studenten bij selectieprocedures. Deze complete draai zagen hogescholen niet aankomen. Vooral niet omdat de minister met de hogescholen al een jaar werkten aan het verhelderen van de overheidsregel waarbij de gerechtvaardigde verwachting bij hogescholen was gewekt dat zij deze kosten ook in de toekomst in rekening zouden mogen brengen. Tijdens de wetsbehandeling werd duidelijk dat de minister hogescholen niet tegemoet wil komen. Een aantal hogescholen is daarom inmiddels bezig met het voorbereiden van een juridische procedure tegen de Staat.
Differentiatie in versnelde hbo-trajecten voor vwo’ers
Ook een onderdeel van de wet gaat over de driejarige hbo-opleidingen voor vwo’ers. Twee jaar geleden is daarvoor de wet aangepast en werd de studielast voor een versneld, driejarig hbo-bachelor traject voor studenten met een vwo-diploma, 180 studiepunten (ECTS) in plaats van 240. In de praktijk bleek dat dit bij een deel van de opleidingen prima gaat, bijvoorbeeld bij hbo-opleidingen waar meer theoretische vakken als wiskunde of economie zijn vereist. Vwo’ers hebben voor dergelijke vakken immers een jaar langer voortgezet onderwijs gevolgd dan havisten. Bij opleidingen waar veel praktische kennis moet worden opgedaan, zoals bij opleidingen in de zorg, blijkt het vastleggen van een maximale studielast van 180 ECTS echter een probleem. Bij deze opleidingen blijkt, mede op grond van eisen die de Wet BIG stelt en om te voldoen aan internationale eisen, een studielast van 240 studiepunten noodzakelijk. Deze discrepantie heeft tot gevolg dat driejarige hbo-trajecten in de zorgsector tot nu toe zijn gestaakt. Om de driejarige opleidingen voor vwo’ers in alle sectoren te stimuleren zijn hogescholen dan ook blij dat de wet nu is gewijzigd en instellingen zelf de vrijheid krijgen om de inrichting van een 3-jarige opleiding voor vwo’ers vast te stellen. Die kan 180 dan wel 240 ECTS bedragen, afhankelijk van de nationale en internationale vereisten die aan een opleiding worden gesteld.